kreupelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kreupelen (hulp, bestand)
- IPA: /krøpəɫə(n)/
Woordafbreking
- kreu·pe·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kreupelen |
kreupelde |
gekreupeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
kreupelen
- overgankelijk kreupel slaan, een persoon of dier dusdanig letsel toebrengen dat het zich voortbewegen blijvend bemoeilijkt of onmogelijk wordt
- Het paard werd door de aandoening aan zijn hoeven gekreupeld.
Vertalingen
Zelfstandig naamwoord
de kreupelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kreupele
Gangbaarheid
- Het woord kreupelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kreupelen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.