lallen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
lallenlallend
gelalgelald
Uitspraak
  • Geluid:  lallen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑ.lə(n)/
Woordafbreking
  • lal·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘onduidelijk praten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1580 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lallen
lalde
gelald
zwak -d volledig

Werkwoord

lallen

  1. inergatief onverstaanbare en onsamenhangende praat uitslaan, vaak onder invloed van alcohol
    • Hij was stomdronken en lalde de hele kroeg bijeen. 

Gangbaarheid

  • Het woord lallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.