lauweren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lauweren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑuwərə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lau·we·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • zn:  lauwer zn  met de uitgang -en
  • ww: afgeleid van  lauwer zn  met het achtervoegsel -en

Zelfstandig naamwoord

delauwerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lauwer
  2. alleen meervoud (figuurlijk) in het verleden gevierde successen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2] op zijn lauweren rusten
    teren op zijn eerdere successen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lauweren
lauwerde
gelauwerd
zwak -d volledig

Werkwoord

lauweren

  1. bewonderen, eren

Gangbaarheid

  • Het woord lauweren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.