leat
Iers
Voorzetselvorm
leat
- vorm van le voor de tweede persoon enkelvoud
- «Leat.»
- Met jou.
- «Leat.»
Noordelijk Sami
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: / ˈleæ̯t /
Woordafbreking
- le·at
Naar frequentie | 1 |
---|
Werkwoord
leat
- bestaan, hebben, zijn
- «Girjjis leat sullii 110 siiddu ja máksá dál dušše 60 NOK.»
- De boeken hebben ongeveer 110 pagina's en kosten nu slechts 60 NOK.
- «Mu oabbá lea sámediggeáirras.»
- Mijn zus is een Sami-vertegenwoordiger.
- «Girjjis leat sullii 110 siiddu ja máksá dál dušše 60 NOK.»
- komen opdagen
- hulpwerkwoord hebben, zijn
- «Mun lean oastán biilla.»
- Ik heb een auto gekocht.
- «Mun lean oastán biilla.»
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.