leat

Iers

Voorzetselvorm

leat

  1. vorm van le voor de tweede persoon enkelvoud
    «Leat.»
    Met jou.

Noordelijk Sami

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈleæ̯t /
Woordafbreking
  • le·at
Naar frequentie 1

Werkwoord

leat

  1. bestaan, hebben, zijn
    «Girjjis leat sullii 110 siiddu ja máksá dál dušše 60 NOK.»
    De boeken hebben ongeveer 110 pagina's en kosten nu slechts 60 NOK.
    «Mu oabbá lea sámediggeáirras.»
    Mijn zus is een Sami-vertegenwoordiger.
  2. komen opdagen
  3. hulpwerkwoord hebben, zijn
    «Mun lean oastán biilla.»
    Ik heb een auto gekocht.
Opmerkingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.