le

Deens

Werkwoord

le

  1. lachen; zichtbaar en/of hoorbaar blij zijn met iets of iets grappig vinden.

Verwijzingen

    Frans

    Lidwoord

    le m enk

    1. de
      Le chat dort sur l’édredon. De kat slaapt op het dekbed.
    2. het
      Le bateau arrivera dans cinq minutes. Het schip komt over vijf minuten aan.
    nominatief genitief datief accusatief locatief benadrukt
    il son / sa /
    ses
    lui le y lui

    Persoonlijk voornaamwoord

    le m enk

    1. hem, het (gebruikt voor het lijdend voorwerp)
    Synoniemen
    • la
    • l' (voor een woord beginnend met een klinker of een stomme h)
    Verwante begrippen

    Iers

    vorm van
    le
    met mij liom
    met jou leat
    met hem, ermee
    met haar, ermee
    leis
    léi
    met ons linn
    met jullie libh
    met hen, ermee leo

    Voorzetsel

    le (met h- voor klinkers, leis voor bepaald lidwoord)

    1. met

    Italiaans

    Lidwoord

    le v mv

    1. de

    Láadan

      enkelvoud meervoud (2-4) meervoud (5+)
    1e persoon
    (neutraal)
    lelezhlen
    1e persoon
    (geliefd)
    lalazhlan
    1e persoon
    (geëerd)
    lilizhlin
    1e persoon
    (veracht)
    lhelelhelezhlhelen
    2e persoon
    (neutraal)
    nenezhnen
    2e persoon
    (geliefd)
    nanazhnan
    2e persoon
    (geëerd)
    ninizhnin
    2e persoon
    (veracht)
    lhenelhenezhlhenen
    3e persoon
    (neutraal)
    bebezhben
    3e persoon
    (geliefd)
    babazhban
    3e persoon
    (geëerd)
    bibizhbin
    3e persoon
    (veracht)
    lhebelhebezhlheben

    Persoonlijk voornaamwoord

    le

    1. ik (neutraal)

    Noors

    Werkwoord

    le

    1. lachen; zichtbaar en/of hoorbaar blij zijn met iets of iets grappig vinden.

    Spaans

      enkelvoud meervoud
    onderwerp meewerkend
    voorwerp
    lijdend
    voorwerp
    onderwerp meewerkend
    voorwerp
    lijdend
    voorwerp
    1e persoon yomemenosotros m
    nosotras v
    nosnos
    2e persoon
    tetevosotros m
    vosotras v
    osos
    3e persoon
    él m
    ella v
    lo/le m
    la v
    le (se)ellos m
    ellas v
    los/les m
    las v
    les (se)
    3e persoon
    (formeel)
    ustedustedes

    Persoonlijk voornaamwoord

    le

    1. hem, haar, u, het (als meewerkend voorwerp)
    2. hem, u (als lijdend voorwerp)

    Xhosa

    persoonvnw.ondw.voorw.kl.vnw.ondw.voorw.kl.
    eerstemnandi--ndi-thinasi--si-
    tweedewenau--ku-nianni--ni-
    derdelou--m-1ababa--ba-2
    lou--wu-3lei--yi-4
    elili--li-5laa--wa-6
    esisi--si-7ezizi--zi-8
    lei--yi-9ezizi--zi-10
    olulu--lu-11
    obubu--bu-14
    okuku--ku-15

    Persoonlijk voornaamwoord

    le

    1. 4 zij, deze
    2. 9 het, hij, zij, dit, deze

    Zweeds

    Werkwoord

    le

    1. glimlachen
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.