lijzen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lijzen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɛizə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lij·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • [werkwoord] afgeleid van lijs "sloom persoon" met het achtervoegsel -en
  • [zelfstandig naamwoord] lijs met de uitgang -en, waarbij de oorspronkelijke stam op -z weer hoorbaar wordt
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lijzen
lijsde
gelijsd
zwak -d volledig

Werkwoord

  1. zeuren over onbelangrijke dingen, traag met een eentonige wat hoge stem
    • En toen John een paar minuten later met Terheide over de ontginning op Toemboek Tinggih sprak, hoorde hij duidelijk het jonkheertje lijzen: ‘Hoe h-é-é-t deze.. e.. affreuze.... man?’  [1]

Zelfstandig naamwoord

delijzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lijs

Gangbaarheid

  • Het woord lijzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
45 %van de Nederlanders;
38 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.