lokal

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /luˈkɑːl/
Woordafbreking
  • lo·kal
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord locus.

Bijvoeglijk naamwoord

lokal

  1. lokaal, locaal, plaatselijk
    «Han ble tatt som gissel sammen med en lokal tolk.»
    Hij werd gegijzeld samen met een lokale tolk.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lokal lokalere lokalest
o enkelvoud lokalt
meervoud lokale
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lokale lokalere lokaleste
Afgeleide begrippen
  • lokalavdeling, lokalnett, lokaltakst


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /luˈkɑːl/
Woordafbreking
  • lo·kal
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord locus.

Bijvoeglijk naamwoord

lokal

  1. lokaal, locaal, plaatselijk
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lokal lokalare lokalast
o enkelvoud lokal
meervoud lokale
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lokale lokalare lokalaste
Afgeleide begrippen
  • lokalavdeling, lokalnett, lokaltakst
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.