louter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  louter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lou·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zuiver’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1201 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen louterlouterderlouterst
verbogen louterelouterderelouterste
partitief louterslouterders-

Bijvoeglijk naamwoord

louter

  1. puur, enkel
    • Hij leeft in een wereld van louter plezier. 

Werkwoord

vervoeging van
louteren

louter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van louteren
    • Ik louter. 
  2. gebiedende wijs van louteren
    • Louter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van louteren
    • Louter je? 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord louter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.