magnetiseren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  magnetiseren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mag·ne·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse magnétiser (met het achtervoegsel -iseren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
magnetiseren
magnetiseerde
gemagnetiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

magnetiseren overgankelijk [1]

  1. magnetisch maken
  2. (medisch) door magnetisme proberen te genezen
  3. een sterke aantrekkingskracht uitoefenen op
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord magnetiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.