mandagen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mandagen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɑndaɣə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- man·da·gen
Woordherkomst en -opbouw
- mandag met uitgang -en
Zelfstandig naamwoord
de mandagen mv
Gangbaarheid
- Het woord 'mandagen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Wittenberg, D."Voetbal kan met veel minder politie" (18 mei 1993) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-05-08
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- man·da·gen
Naar frequentie | 25589 |
---|
Zelfstandig naamwoord
mandagen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van mandag
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- man·da·gen
Naar frequentie | 47912 |
---|
Zelfstandig naamwoord
mandagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van mandag
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.