mandateer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mandateer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- man·da·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
mandateren |
mandateer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mandateren
- Ik mandateer.
- gebiedende wijs van mandateren
- Mandateer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mandateren
- Mandateer je?
Gangbaarheid
- Het woord mandateer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.