meanderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meanderen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • me·an·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meanderen
meanderde
gemeanderd
zwak -d volledig

Werkwoord

meanderen

  1. inergatief bochtig door het landschap kronkelen
    • De Dortherbeek heeft, getuige de sterk slingerende gemeentegrens, in het verleden sterk gemeanderd. 
  2. overgankelijk in zijn oorspronkelijke kronkelende loop herstellen
    • De loop van dit riviertje is vanaf hier al gemeanderd door Het Brabants Landschap. 
  3. ergatief overdrachtelijk langs een kronkelende weg reizen
    • De reis startte in Delhi van waaruit we naar het zuiden zijn gemeanderd via Agra, Jaipur, Pushkar, Jodhpur en Udaipur. 
  4. overgankelijk kronkelend afwerken bij het naaien
    • De rand heb ik met de machine gemeanderd om 'm wat extra stevigheid te geven. 

Gangbaarheid

  • Het woord meanderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
76 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.