mehrfach

Duits

Uitspraak
  • IPA: /'meːɐ̯fax/

Bijvoeglijk naamwoord

mehrfach

  1. meervoudig
    Ich habe mir den Arm beim Unfall mehrfach gebrochen.
    (Ik heb bij het ongeluk mijn arm meervoudig gebroken.)
  2. veelvuldig
  3. op verschillende manieren
Synoniemen
  • vielfach, mehrmals, verschiedenartig
Antoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.