mondkapje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mondkapje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɔnt.kɑpjə/
Woordafbreking
  • mond·kap·je

Zelfstandig naamwoord

hetmondkapjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mondkap
  2. (medisch) kapje dat voor de mond wordt geplaatst teneinde inademing van stof of ziekteverwekkers te voorkomen
     Nog geen jaar geleden associeerde je mondmasker en mondkapje met de uitoefening van bepaalde beroepen. Autospuiters en mensen die met gevaarlijke stoffen werken, droegen mond- of zelfs complete gezichtsmaskers. Ook in de medische wereld werden mondmaskers gebruikt, maar die heetten vaak (medische of chirurgische) mondkapjes.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord mondkapje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Ton den Boon
    “De vakterm mondmasker legt het af tegen de zorgterm” (30 september 2020) op Trouw.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.