monolitisch
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: monolitisch (hulp, bestand)
- IPA: / monoˈlitis / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- mo·no·li·tisch
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
monolitisch
- verouderde spelling of vorm van monolithisch vanaf 1955 tot 1996
- ▸ De piano is in een enkel glissando een bijna frivool Fremdkörper, voor het overige lijkt alles van elkaar afgeleid in de vorm van één monolitisch reuzenblok, dat af en toe wordt gespleten in onderdelen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'monolitisch' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Ernst Vermeulen“Oestvolskaja komt zelf Gergjev bedanken” (19 januari 1995) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.