noemend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  noemend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnumənt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • noe·mend

Werkwoord

vervoeging van: noemen
verbogen vorm: noemende

noemend

  1. onvoltooid deelwoord van noemen
stellend
onverbogen noemend
verbogen noemende
partitief noemends

Bijvoeglijk naamwoord

noemend

  1. van een persoon dat deze zichzelf een naam geeft
    • "Let wel, ik bestrijd hier alleen de aantijgingen van racisme, hè. De straffen die wij hebben gekregen omdat tientallen zich Feyenoorder noemende aanwezigen zich bij de thuiswedstrijd misdroegen door aanstekers, paraplu's, sleutelbossen en flessen met neusdruppels op het veld te gooien, die accepteren wij wel", zei Gudde. [1] 
    • Nog steeds wil de zich Hayat noemende vrouw (34) niks zeggen over haar reis naar de grens met het oorlogsgebied. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord noemend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.