notificeert

Uitspraak

• Geluid:  notificeert    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• no·ti·fi·ceert

Werkwoord

notificeert

1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notificeren
   

   • Jij notificeert. 

2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van notificeren
   

   • Hij notificeert. 

3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van notificeren
   

   • Notificeert! 

Gangbaarheid

• Het woord notificeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.