oehoeën

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oehoeën    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • oe·hoe·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oehoeën
oehoede
geoehoed
zwak -d volledig

Werkwoord

oehoeën

  1. inergatief (dierengeluid) het voortbrengen van een uilenroep
    • De twee uilen oehoeden een tijdje naar elkaar en daarna werd het stil. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'oehoeën' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.