oehoede

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oehoede    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • oe·hoe·de

Werkwoord

vervoeging van
oehoeën

oehoede

  1. enkelvoud verleden tijd van oehoeën
    • Ik oehoede. 
    • Jij oehoede. 
    • Hij, zij, het oehoede. 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.