oehoet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oehoet    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • oe·hoet

Werkwoord

vervoeging van
oehoeën

oehoet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oehoeën
    • Jij oehoet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oehoeën
    • Hij oehoet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van oehoeën
    • Oehoet! 
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.