officinaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  officinaal    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • of·fi·ci·naal
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen officinaalofficinalerofficinaalst
verbogen officinaleofficinalereofficinaalste
partitief officinaalsofficinalers-

Bijvoeglijk naamwoord

officinaal

  1. van iets dat het in een apotheek voorhanden moet zijn

Gangbaarheid

  • Het woord officinaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
40 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.