omwonend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  omwonend    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • om·wo·nend
stellend
onverbogen omwonend
verbogen omwonende
partitief omwonends

Bijvoeglijk naamwoord

omwonend [1]

  1. om de bedoelde plek wonend
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord omwonend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.