ongeuit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ongeuit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·ge·uit
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van uiten met het voorvoegsel on-
stellend
onverbogen ongeuit
verbogen ongeuite
partitief ongeuits

Bijvoeglijk naamwoord

ongeuit [1]

  1. niet uitgesproken
    • De deur van de keuken staat open en ook het licht in de keuken is aan. En plotseling wordt u door paniek overvallen, het voorgevoel van iets verschrikkelijks dat zich in uw pothuis heeft afgespeeld en waarvan het ijzingwekkende gevolg zich in de komende seconden aan u zal onthullen. U voelt dat de schreeuw van ontzetting, waarmee u daarop zult antwoorden, zich in u ontspant en, nog ongeuit, al zo groot in u aanwezig is dat u, even maar, verstart en dreigt uit elkaar te springen. Maar er is geen ontkomen aan en u doet, willoos, de laatste twee, drie hypnotische passen. [2] 
    • Geen vader die dit had kunnen bedenken, dat er een woede zou zijn die, ongeuit in de woonkamer, eenmaal geuit zo'n fataal gevolg zou hebben. [3] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ongeuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Adriaan Morrien 15 oktober 1990 Horror
  3. NRC Abdelkader Benali 5 januari 2002 Zwijgzaamheid niet met thee op te lossen
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.