onlosmakelijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onlosmakelijk    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɔnlɔsˈmakələk/
Woordafbreking
  • on·los·ma·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van het werkwoord losmaken met het achtervoegsel -lijk en met het voorvoegsel on- [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onlosmakelijkonlosmakelijkeronlosmakelijkst
verbogen onlosmakelijkeonlosmakelijkereonlosmakelijkste
partitief onlosmakelijksonlosmakelijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

onlosmakelijk

  1. altijd verbonden, hecht, onverbrekelijk

Gangbaarheid

  • Het woord onlosmakelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.