onverminderd

Nederlands

Uitspraak
attributief gebruikt of als voorzetsel
  • Geluid:  onverminderd    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈɔnvərˌmɪndərt/ (4 lettergrepen)
predicatief gebruikt
  • Geluid:  onverminderd    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˌɔnvərˈmɪndərt/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • on·ver·min·derd
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onverminderdonverminderderonverminderdst
verbogen onverminderdeonverminderdereonverminderdste
partitief onverminderdsonverminderders-

Bijvoeglijk naamwoord

onverminderd

  1. nog even groot, niet minder geworden
    • Ook toen het moeilijk werd, bleef zijn enthousiasme onverminderd. 
     Ondertussen woedde de storm onverminderd voort.[4]

Voorzetsel

onverminderd

  1. (formeel) zonder af te doen aan
    • U heeft toestemming voor dit feest onverminderd de bepalingen over tegengaan van geluidhinder. 

Gangbaarheid

  • Het woord onverminderd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.