oogje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oogje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈoxjə/
Woordafbreking
  • oog·je

Zelfstandig naamwoord

hetoogjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord oog
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • oogjesgoed
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een oogje hebben op iemand
Verliefd zijn op iemand
  • Een oogje in het zeil houden
iets in de gaten houden
 'Vergeet niet dat je moeder vanuit de hemel een oogje in het zeil houdt,'zei hij bars[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oogje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Danielle Teller (vert. Marja Borg)
    “Er was eens iets anders” (2018), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026346477
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.