opleg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opleg    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·leg

Werkwoord

vervoeging van
opleggen

opleg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opleggen
    • ... dat ik opleg. 

Gangbaarheid

  • Het woord opleg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.