overschat

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  overschát    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˌovərˈsxɑt/ (3 lettergrepen)
  • Geluid:  óverschat    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˌovərˈsxɑt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • over·schat
Woordherkomst en -opbouw
  • overschát: vervoeging van overschatten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
  • óverschat:  óverschatten ww  zonder de uitgang -en

Werkwoord

vervoeging van
overschatten

overschát

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
  2. gebiedende wijs van overschatten
vervoeging van: overschatten…
verbogen vorm: overschatte

overschát

  1. voltooid deelwoord van overschatten

Werkwoord

vervoeging van
overschatten

óverschat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
    • ... dat ik overschat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
    • ... dat jij overschat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschatten
    • ... dat hij overschat. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord overschat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.