overschatte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  overschátte    (hulp, bestand) "te groot inschatten"
    • IPA: /ˌovərˈsxɑtə/ (4 lettergrepen)
  • Geluid:  óverschatte    (hulp, bestand) "opnieuw schatten"
    • IPA: /ˈovərˌsxɑtə/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • over·schat·te
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
overschatten

óverschatte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van overschatten
    • ... dat ik overschatte. 
    • ... dat jij overschatte. 
    • ... dat hij, zij, het overschatte. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van overschatten
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
overschatten

overschátte

  1. enkelvoud verleden tijd van overschatten
    • Ik overschatte. 
    • Jij overschatte. 
    • Hij, zij, het overschatte. 
  2. aanvoegende wijs van overschatten

Gangbaarheid

  • Het woord overschatte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.