parten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  parten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɑrtə(n)/
Woordafbreking
  • par·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
parten
partte
gepart
zwak -t volledig

Werkwoord

parten

  1. overgankelijk verdelen
  2. overgankelijk erven

Zelfstandig naamwoord

departenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord part

Gangbaarheid

  • Het woord parten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Deens

Woordafbreking
  • par·ten

Zelfstandig naamwoord

parten, g

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van part

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
partir

parten

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van partir
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.