passabel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  passabel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pas·sa·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘draaglijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen passabelpassabelerpassabelst
verbogen passabelepassabelerepassabelste
partitief passabelspassabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

passabel [3]

  1. draaglijk
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord passabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
53 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.