passeert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  passeert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pas·seert

Werkwoord

vervoeging van
passeren

passeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passeren
    • Jij passeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van passeren
    • Hij passeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van passeren
    • Passeert! 
     Het kabinet trekt de vergunningverlening voor een asielzoekerscentrum in de Overijsselse plaats Albergen naar zich toe. Daarmee passeert het kabinet de gemeente Tubbergen, waar Albergen ligt.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord passeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Kabinet passeert voor het eerst gemeente: vergunning voor azc in hotel” (16 augustus 2018), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.