perecer
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
perecer |
perecía |
perecido |
volledig |
Werkwoord
perecer
- onovergankelijk
- omkomen, overlijden, verongelukken, creperen
- ondergaan (van een onaangename gebeurtenis)
Verwijzingen
- perecer in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.