pieperig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pieperig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pie·pe·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen pieperigpieperigerpieperigst
verbogen pieperigepieperigerepieperigste
partitief pieperigspieperigers-

Bijvoeglijk naamwoord

pieperig

  1. van een stemgeluid dat het zacht, zwak, bang en piepend klinkt
    • ‘Ja maar,’ zegt Jan-Willem, ‘dat geld is niet van mij.’ Zijn stem klinkt een beetje pieperig. [2] 
    • ‘Dat geldt voor adel,’ liet zich een fijn pieperig stemmetje hooren, ‘en mijn neef, Zijne Doorluchtigheid de Kardinaal Adriaan, zeide eens....’ [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord pieperig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. pieperig op website: Etymologiebank.nl
  2. DBNL (2001) – Guus Kuijer Met de poppen gooien
  3. DBNL (1840) – A.L.G. Bosboom-Toussaint Het huis Lauernesse
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.