pijprookte

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pijprookte    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɛiproktə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • pijp·rook·te
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
pijproken

pijprookte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van pijproken
    • ... dat ik pijprookte. 
    • ... dat jij pijprookte. 
    • ... dat hij, zij, het pijprookte. 
    • Aan gebitten kan afgelezen worden of de drager ervan pijprookte (aanslag, maar ook slijtage van kiezen door de stenen pijpesteel). [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'pijprookte' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.