plafonneer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plafonneer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pla·fon·neer

Werkwoord

vervoeging van
plafonneren

plafonneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plafonneren
    • Ik plafonneer. 
  2. gebiedende wijs van plafonneren
    • Plafonneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plafonneren
    • Plafonneer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord plafonneer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.