plafonneren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plafonneren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pla·fon·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse plafonner (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
plafonneren
plafonneerde
geplafonneerd
zwak -d volledig

Werkwoord

plafonneren [1]

  1. overgankelijk van een plafond voorzien
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord plafonneren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
56 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.