plamuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  plamuur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pla·muur
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stopverf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1901 [1]

Werkwoord

vervoeging van
plamuren

plamuur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plamuren
    • Ik plamuur. 
  2. gebiedende wijs van plamuren
    • Plamuur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van plamuren
    • Plamuur je? 

Gangbaarheid

  • Het woord plamuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.