pratikeert

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pratikeert    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pra·ti·keert

Werkwoord

vervoeging van
pratikeren

pratikeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pratikeren
    • Jij pratikeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pratikeren
    • Hij pratikeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pratikeren
    • Pratikeert! 

Gangbaarheid

  • Het woord pratikeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.