proferir

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
proferir
profería
proferido
volledig

Werkwoord

proferir

Woordafbreking
  • pro·fe·rir
  • overgankelijk
  1. uiten, uitspreken, uitbrengen, uitkramen, uitslaan
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.