puur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  puur    (hulp, bestand)
  • IPA: /pyr/
Woordafbreking
  • puur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zuiver’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen puurpuurderpuurst
verbogen purepuurderepuurste
partitief puurspuurders-

Bijvoeglijk naamwoord

puur

  1. zuiver
    • Dat is puur geluk. 
     Het was alsof er meerdere mensen in mijn hoofd meeliepen, iedere stem met een eigen motivatie: soms vanuit mijn ego, soms vanuit mijn verstand en soms vanuit pure angst.[3]

Werkwoord

vervoeging van
puren

puur

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puren
    • Ik puur. 
  2. gebiedende wijs van puren
    • Puur! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van puren
    • Puur je? 

Gangbaarheid

  • Het woord puur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.