racen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  racen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈresə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ra·cen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
racen
racete
geracet
zwak -t volledig

Werkwoord

racen

  1. inergatief aan een snelheidswedstrijd deelnemen
    • Morgen gaan ze weer racen in Zandvoort. 
  2. inergatief haasten
    • Ik ben te laat, waardoor ik nu moet racen! 

Gangbaarheid

  • Het woord racen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.