randen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  randen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrɑndə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ran·den
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de[A] randenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rand

Werkwoord

[B] randen

  1. (verouderd) tekeergaan (van honden)
Verwante begrippen
Overerving en ontlening

Engels: rant

Gangbaarheid

  • Het woord randen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Noors

Woordafbreking
  • ran·den

Zelfstandig naamwoord

randen m

  1. nominatief bepaald enkelvoud van rand (zelfstandig naamwoord, eerste afdeling, betekenissen 1-5)
Synoniemen

Zelfstandig naamwoord

randen m

  1. nominatief bepaald enkelvoud van rand (zelfstandig naamwoord, tweede afdeling)

Nynorsk

Woordafbreking
  • ran·den

Zelfstandig naamwoord

randen m

  1. nominatief bepaald meervoud van rand (zelfstandig naamwoord, tweede afdeling)

Zelfstandig naamwoord

randen m

  1. nominatief bepaald meervoud van rande
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.