rangschik
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rangschik (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rang·schik
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rangschikken |
rangschik
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rangschikken
- Ik rangschik.
- gebiedende wijs van rangschikken
- Rangschik!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rangschikken
- Rangschik je?
Gangbaarheid
- Het woord rangschik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.