repeler

Spaans

Uitspraak
  • IPA: /pɾeŋ.ˈðeɾ/
Woordafbreking
  • re·pe·ler
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
repeler
repelía
repelido
volledig

Werkwoord

repeler

  • overgankelijk
  1. afweren, afslaan, afwijzen, verwerpen
  2. terugslaan, terugdrijven, terugwerpen, terugstoten
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.