revaccineert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: revaccineert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·vac·ci·neert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
revaccineren |
revaccineert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van revaccineren
- Jij revaccineert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van revaccineren
- Hij revaccineert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van revaccineren
- Revaccineert!
Gangbaarheid
- Het woord revaccineert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.