revaccineren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  revaccineren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • re·vac·ci·ne·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
revaccineren
revaccineerde
gerevaccineerd
zwak -d volledig

Werkwoord

revaccineren [2]

  1. (medisch) overgankelijk opnieuw inenten
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord revaccineren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.