ruikend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruikend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrœykənt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /rœʏkənt/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /rœːkənt/
Woordafbreking
  • rui·kend

Werkwoord

vervoeging van: ruiken
verbogen vorm: ruikende

ruikend

  1. onvoltooid deelwoord van ruiken
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen ruikendruikenderruikendst
verbogen ruikenderuikendereruikendste
partitief ruikendsruikenders-

Bijvoeglijk naamwoord

ruikend

  1. sterk geurend
    • De politie in Almelo zoekt naar ‘fris ruikende, gladgeschoren’ dieven. Het gaat om twee ‘heren’. [1] 
    • Omdat de hond nogal naar stinkdieren stonk, gelooft Ballejos dat hij kon overleven door op stinkdieren te jagen. Hij joeg wel vaker op de sterk ruikende zwart-witte dieren. [2] 
  2. waardoor iets wordt gekarakteriseerd
    • In het naar roomwitte karnemelk, doorgekookte bloemkool en polderracisme ruikende wereldje van Blok is een multi-etnische samenleving bij voorbaat al gedoemd te mislukken. Voor het gemak laat hij landen als Canada, Nieuw-Zeeland, Duitsland en -jazeker – ons eigen land even buiten beschouwing en gaat hij er vanuit dat we elkaar bij het minste of geringste naar de keel vliegen. Daar kunnen we ook niets aan doen, dat is genetisch bepaald. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord ruikend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.