samblása

Oudnoords

Woordafbreking
  • sam·blá·sa
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
samblása
samblǽss
enk: samblés
mv: samblésu
samblásit
Klasse 7D sterk volledig

Werkwoord

samblása

  1. uitbreiden, vergroten
  2. (figuurlijk) bijeenroepen, bijeentrommelen, optrommelen, samenroepen (om zich aaneen te sluiten of zich samen te zweren tegen iemand)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.