scatter

Engels

Uitspraak
  • IPA: /'skætə(r)/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelengelse scateren.
vervoeging
onbepaalde wijs to  scatter 
he/she/it  scatters 
verleden tijd  scattered 
voltooid
deelwoord
 scattered 
onvoltooid
deelwoord
 scattering 
gebiedende wijs  scatter 

Werkwoord

scatter

  1. verstrooien
  2. verspreiden
  3. uiteenspatten
  4. uiteengaan
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.